De ijsbeer
 
IJsberen voelen zich thuis rond het noordpoolgebied op drijvende ijsschotsen en in open zee. IJsberen zijn goed aan de kou op de poolgebieden gewend. De ijsbeer kan van 250 kg tot 700 kg wegen en 80 cm tot 3 m hoog zijn. IJsberen hebben kleine zwemvliezen aan hun klauwen en zijn gestroomlijnd. Daarom kunnen ijsberen hard zwemmen. Een ijsbeer duikt heel graag en wil per se zijn prooi hebben.
 
Het leven van een ijsbeer
 
Het mannetje en het vrouwtje gaan samen jagen in de zomer, lente en in de herfst maar in de winter blijft het vrouwtje bij de kleine ijsbeertjes en het mannetje gaat alleen jagen. De winter op de Noordpool duurt negen maanden. De Eskimo's jagen op de ijsberen omdat ze hun vet eten en van hun vacht kleren maken.  IJsberen zijn de grootste roofdieren van het noordpoolgebied.   Hun prooien bestaan uit: zeehonden, vis, zeevogels, en kleine knaagdieren. De ijsbeer is heel slim. Soms besluipt de ijsbeer zijn prooien als die aan het luieren zijn. De ijsberen gaan in het begin van de herfst naar resten van walvissen of walrussen zoeken. In de winter is eten vinden veel moeilijker. Daarom eet hij voor dat de winter begint zo veel mogelijk eten. Als een ijsbeer recht op staat is hij tussen twee en drie meter hoog. Als de moederijsbeer haar jongen krijgt heeft ze die 7 tot 8 maanden in haar buik gehad. Als de kleintjes eenmaal geboren zijn doet hun moeder alles om de vader uit de buurt te houden, want hij eet alles, zelfs zijn eigen kinderen. De babyijsbeertjes worden midden in de winter geboren in een sneeuwhol. De vrouwtjes zorgen ongeveer 3 jaar voor haar jongen.